Onderwerpen > Juridisch > Skype-zitting = “zitting” in de zin van artikel 8:69 Awb?

Skype-zitting = “zitting” in de zin van artikel 8:69 Awb?

02 februari 2023 Geschreven door: Stéphanie Heijtlager

In de tijd dat de rechtbanken gesloten waren, vonden veel zittingen plaats via Skype. Persoonlijk vond ik zittingen via Skype niet altijd even handig/prettig (afhankelijk van het soort zaak), maar het bood wel een oplossing om de wachttijden niet verder op te laten lopen tijdens 'lockdowns'. Temeer nu niet duidelijk was hoelang de lockdowns zouden duren. Begrijpelijk dat rechtbanken toch veel zittingen via Skype hebben behandeld.

Maar voldoet een zitting via Skype wel aan de vereisten van een zitting in de zin van artikel 8:61 Awb? In de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep die afgelopen maandag werd gepubliceerd (ECLI:NL:CRVB:2023:182), werd deze vraag aan de Raad voorgelegd.

In deze zaak had de ex-werkgever van een mevrouw (80-100% arbeidsongeschikt, niet duurzaam) bij het UWV om een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid gevraagd. Na de herbeoordeling had mevrouw geen recht meer op een WIA-uitkering. Zij werd door het UWV 5,51% arbeidsongeschikt geacht. In bezwaar en beroep blijft deze beslissing in stand. In hoger beroep bij de Raad stelt mevrouw zich op het standpunt dat zij het niet eens is met de beslissing van de rechtbank (mede omdat) geen fysieke zitting heeft plaatsgevonden, maar een digitale zitting. Mevrouw vindt dat zij onvoldoende gehoord is en fysiek niet gezien door een rechter. Een zitting via videobellen is volgens mevrouw geen ‘zitting’ als bedoeld in Artikel 8:61 Algemene wet bestuursrecht

Wat vindt de Raad?

De Raad wijst erop dat “(…) in artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid (Stb. 2020, 124) is bepaald dat indien in verband met de uitbraak van COVID-19 een fysieke zitting niet mogelijk is, de mondelinge behandeling kan plaatsvinden via een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel. In de Algemene regeling zaaksbehandeling rechtspraak en de Tijdelijke regeling bestuursrecht (beide te vinden op www.rechtspraak.nl) zijn, in aanvulling op de bestaande procesreglementen, regels neergelegd over de wijze waarop zaken worden behandeld.(…)”

Het uitgangspunt van de Raad is dus dat een zitting dus ook via videobellen kan plaatsvinden, als een fysieke zitting niet mogelijk is. Daarnaast overweegt de Raad dat de rechter die de zaak behandelt de regie over de zaak voert. De rechter bepaalt het verloop en de voortgang van de procedure en de zitting en de wijze van behandeling. De rechter heeft in deze regierol een aanzienlijke vrijheid. De beslissing om de zitting via videobellen te laten plaatsvinden is een procedurele beslissing van de rechter.

Kortom: de bestuursrechter is leidend (in tegenstelling tot de civiele rechter, die lijdelijk is).

Ten overvloede overweegt de Raad dat mevrouw ook niet is benadeeld doordat de zitting via videobellen heeft plaatsgevonden. Mevrouw en haar advocaat zijn allebei in de gelegenheid geweest om hun standpunten naar voren te brengen (en hebben dit ook gedaan tijdens de digitale zitting). Omdat sprake was van een tijdelijke regeling, kan volgens de Raad uitspraak worden gedaan zonder dat mevrouw fysiek door een rechter is gezien.

Conclusie: ook een digitale zitting is een zitting als bedoeld in artikel 8:69 Awb

Tot slot: ook in hoger beroep vangt mevrouw bot. De beslissing van het UWV dat mevrouw minder dan 35% arbeidsongeschikt is, blijft in stand. Naast dat deze uitspraak duidelijk maakt dat een zitting ook via videobellen kan plaatsvinden, maakt deze uitspraak ook duidelijk dat het voor schadelast dragende werkgevers loont om een herbeoordeling aan te vragen. Deze mevrouw werd van de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse (80-100%, niet duurzaam), van de uitkeringslasten van de werkgever geschrapt, omdat zij na de herbeoordeling minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht door het UWV.

Tags

Gerelateerde artikelen